donderdag 20 november 2014

KLEURRIJKE HERFST


De meeste kleuren in de natuur zijn er in de herfst. Tegen de achtergrond van wolken bloeiende asters van bleekroze tot bijna rood, liggen overal in alle andere kleuren de pompoenen en kalebassen te rijpen. De vreemdste soorten en de raarste kleurencombinaties. Zwart met een oranje vlam bijvoorbeeld. De velden vrijwel kaal, zodat het lijkt alsof de kalebassen door iemand zijn neergelegd.

In diverse dorpen worden inmiddels de feesten voorbereid. Fête des citrouilles. Vooral met veel eten.
Soep van kalebassen en pompoenen. Dipsauzen voor toast, al dan niet met veel knoflook en olie. Gebakken, gebraden, gestoofd en gesmoord. Behalve de schil wordt alles opgegeten. 

Er worden er ook veel verkocht en hoe vreemder van vorm hoe duurder de kalebas is. Raar, want het zaad van een vreemde vorm kan volgend jaar een heel andere vorm geven. Ze houden van veel mest en veel water. Koeien- , schapen-, kippen- of paardenmest. Dit kost de meeste boeren ook niks. Het transport wel. Er zijn zware kalebassen. Er worden zelfs wedstrijden gehouden wie de grootste of zwaarste pompoen op zijn land heeft liggen. Deze worden met een tractor voorzichtig vervoerd en omzichtig gewogen. Honderden kilo’s vaak. Niemand koopt deze zware dingen. Ik weet ook niet of ze nog smakelijk zijn. Trouwens al die vreemde vormen durf ik ook niet te eten, als stadsmens. Pompoensoep vind ik zelfs al vreemd, tenzij ik die zelf maak.

Er is feest op pleinen en in de straten. Overal staan karren, volgeladen met deze najaarsvruchten waarin ze grappig werden neergelegd in vormen van eenden, slakken, bloemen of werden ze als versiering van straten kunstig verwerkt in lantaarns, balkonbakken en andere straatornamenten. 

Het is een heerlijke tijd, met lange schaduwen, met hele lange schaduwen, waarbij enge verhalen horen. Een prachtig jaargetijde waarvan we op een geheel eigen wijze genieten.

donderdag 12 juni 2014

HOOG BEZOEK


Met voldoende schrijfmateriaal bij de hand wachtte ik op het bezoek van die middag. Monsieur Clochard (what’s in a name) belde om klokslag twee uur aan. Na een korte begroeting liep hij direct door naar onze tuin, om de beuk te zien die ik door hem wilde laten snoeien. Hij wierp een afkeurende blik op het sierappeltje Malus perpetur ‘Evereste’, dat daar nog maar enkele maanden staat. Inderdaad is die schaduwplek verkeerd, maar de appeltjes wil ik gebruiken voor droogboeketten. 
Monsieur Clochard hoorde noch verstond mijn gemompel. Hij liep door naar de specerijstruik, die ik blijkbaar niet of niet goed had gesnoeid. ‘Très rare’, vond monsieur Clochard, waarmee hij bedoelde dat deze uit Californië afkomstige Calycanthus in deze contreien niet helemaal winterhard is. 

Clochard, tuinier pur sang, onderhoudt met zijn team alle parken en grote tuinen in ons stadje en ver daarbuiten. Hij kent onze tuin dan ook al tientallen jaren. Ik hobbelde achter hem aan en maakte zoveel aantekeningen als ik kon van wat hij vertelde. Met een verliefd gebaar streek hij over de stam van onze beuk. ‘Die zware beukentak tak mag er niet af, Madame, c’est interdit en is als het amputeren van een arm’, zei hij, terwijl hij met zijn hand in kapbeweging naar zijn schouder gebaarde. ‘Madame’, zei hij, ‘kijk eens naar uw boom, zo zijn er niet veel. In deze hele omgeving is dit de enige rode beuk en ook daarom beschermd. Wie doet hij kwaad? Laat staan en geniet ervan. Teveel schaduw? Verplaats uw bloementuin! Snoeit u liever de Diospyros, c’est désastreux’. Ik noteerde: boom naast hazelaar is Diospyros; kakivruchten, en snelde de man achterna die alweer verder liep naar de geurige laurierstruiken. Hij gaf zowaar een compliment voor het snoeiwerk dat mijn man en ik hadden verricht, waarbij hij keek alsof wij dit met een botte bijl hadden gedaan. 

Van alle kanten bekeek hij de steriele beuk. Uit zijn intonatie, mimiek en vele handgebaren kon ik opmaken dat het een goed was, het ander niet. ‘De mimosa kan rustig in de schaduw van de beuk blijven staan, omdat die bloeit wanneer de beuk nog geen bladeren heeft’. De grote palmboom echter wilde hij wel graag verplaatsen. ‘Domage, over een jaar raakt hij die zware beukentak’. Nou ja. ‘Monsieur vous êtes un scheetje’, mompelde ik met een harde g. ‘Comment?’, vroeg hij. ‘C’est drôle, monsieur’ vertaalde ik naast de waarheid, ‘grappig, dat u deze tuin beter kent dan ikzelf’.

De combinatie van witte Vinca’s met de eveneens witte Symphoricarpus vond hij erg mooi. Iets wat al aanwezig was voor wij deze tuin met huis kochten. ‘Votre chien?’, vroeg hij wijzend op het storende paadje daartussen. Oei, foutje. Monsieur Clochard is een innemende man, maar onderhandelt erg gierig als het over snoeien gaat. Hij houdt teveel van bomen om ze te amputeren, zeker bij een particulier die meer zon op haar terras wil hebben. ‘Plus tard, madame, plus tard’, gaf hij uiteindelijk toe. ‘Alleen hier en daar wat takjes en pas in januari’. In december mag ik de afspraak definitief maken. 

Na anderhalf uur nam hij vriendelijk en zeer beleefd afscheid, mij achterlatend met pagina’s vol soms onbegrijpelijke notities die ik snel zou moeten uitwerken. Ik was vermoeid als na een intensief college, maar als ik een border mocht aanleggen met daarin louter mensen, dan kwam Clochard daarin op een prominente plaats.







maandag 19 mei 2014

BANG VOOR BLOEMEN

Een van de meest mooie bloemen vind ik de keizerskroon, Fritilaria imperialis. Familie van de kievitsbloem, maar vele malen groter. Als kind zag ik de keizerskroon voor het eerst en de naam die daarbij viel was ‘mollenvanger’. Op slag werd ik een beetje bang voor ze. Zeker omdat ze in groten getale voorkwamen in een parkje behorend bij de Mariakapel bij mij thuis in de buurt. Eind april waren de bloemen op z’n mooist, maar eind april mochten we daar als kind niet alleen komen, iets wat we heimelijk toch deden.
Het mooie parkje had een nauwe entree tussen rode berberis. De kortgeschoren takken waren scherp wisten we uit ervaring want het lukte ons, groepje kinderen, nooit om zonder schrammen het parkje in te komen, waar het alleen in de meimaand erg druk was. Een mevrouw joeg ons dan ook al snel weg wanneer sommigen werden betrapt bij het plukken van  bloemen. Zij vertelde ons dat de keizerskronen daar stonden om mollen te vangen en dat ze met hun tentakels ook kinderen konden pakken. 
Nu, vijftig jaar later bewonder ik de statige bloemen in eigen tuin en denk ik terug aan dat stukje jeugd. Op mijn terras struikel ik over rondslingerende kinderen, waarvan de ouders in de zon liggen te luieren. Een drie jarige turf geeft tegen een tuinbeeld een perfecte imitatie van Manneken Pis, waarna de hond daar nog een spoor overheen zet. Een kleuter loopt trouw achter me aan met een volle gieter; samen hebben we wat plantjes gezet en hij mag ze water geven. Hij vertrapt hier en daar wat plantjes en mikt met de gieter naar de nieuwe aanplant. Zijn schoentjes krijgen nog het meeste water en het blijkt dat modder erg leuk speelgoed is. Iedere dag is hier een nieuw avontuur te beleven. De moeders en ik krijgen iedere dag verse boterbloemen voor in onze knoopsgaten. De geurende choisya blijkt een prachtige verstopplek. Een van de kleintjes plukte de witte bloemen van de ornithogalum of vogelmelk en gaf me die, waarna ik hem vermaande en zijn handjes waste. Voor het klaarmaken van de maaltijden plukte ik verse bieslook of salvia terwijl de kinderen door hun moeders werden geboend, zodat ze dit niet zouden kopiëren.

Misschien was het nog niet zo slecht van die mevrouw uit mijn jeugd om kinderen wat bang te maken voor planten en bloemen. Even speelde het door mijn hoofd om de kinderen een verhaaltje te vertellen voor het slapen gaan. Over mollenvangers die met hun tentakels ook kinderhandjes zouden vastgrijpen.. Gelukkig waren de kleintjes iedere avond veel te moe en sliepen ze binnen enkele minuten. Eén enkele nacht droomde ik zelf, over rijen gele en oranje keizerskronen even groot als ik. Ik rende en vluchtte erlangs, samen met tientallen mollen. Hier en daar hadden ze er al eentje te pakken, want ik hoorde duidelijk gehuil. Gelukkig werd ik net op tijd wakker en toen merkte ik dat het huilen kwam van het Brussels manneke dat even naar de wc moest.