woensdag 12 februari 2020

WINTERDIP

Het zal me dit jaar niet overkomen, dat vervelend gevoel in februari. Griepje, maar niet echt. Verkouden, maar niet snip. Mijn haren statisch als stro. Slap, slaperig gevoel en geen lust om iets te doen. Dagen die te kort zijn, en toch lang duren. Zelfs deze maand komt er nog een extra dag bij. Voor mijn gevoel zitten we al vier weken in februari, maar het is pas de twaalfde, niet eens op de helft. Dat wil ik niet meer. Dit jaar februari verzet ik mijn zinnen.
Ik pak een beitel, zet een beschermbril op en trek werkhandschoenen aan en ouwe kleren. “Ga je weer kappen?” vraagt mijn man. “Ja” antwoord ik hem. "Maar het wordt dit keer geen beeldje. Op den duur wordt dàt daar beeldig". Bij dàt daar, wijs ik ferm naar de badkamer, terwijl ik daarheen loop. Ik vlij me neer en kniel overdreven eerbiedig op een schuimrubberen knielkussen, zet de beitel schuin tegen een vloertegel en tik met de ijzeren vuisthamer hard tegen de beitel aan. De geschrokken tegel laat onmiddellijk de houten vloer los en neemt de lijm mee. Vier andere tegels breken spontaan van het geweld. Ik word nu pas goed link op die tegelvloer die alleen maar gebarsten vloertegels heeft, zo lang we hier wonen. “Niet de beuk erin, maar de beitel erop”, grijns ik tegen Jos. 
Buiten regent het, daarbij waait een harde wind, zodat het ook november kan zijn in plaats van februari. “Deze rij tegels er nog uit, en die en die, dan stop ik om vanmiddag weer verder te gaan”. “Ik hoop dat je een plan hebt”, zegt Jos voordat hij terug loopt naar de keuken. “Ik zal wel koken”, roept hij me na. 
Heerlijk om zo bezig te zijn. Ik word helemaal actief. De tegels gaan er redelijk goed uit, maar veel lijm blijft zitten. De vloer lijkt helemaal intact te zijn, dus als dat zo blijft dan schuur ik die mooi op, lak erover zodat het waterdicht is en dan kan er een nieuwe doucheplek komen, meubeltjes en een hangwc. Het ijzeren bad eruit. Het gescheurde bidet wordt ook niet vervangen. “Eten”, roept Jos vanuit de keuken. Ik maak me stofvrij, was mijn handen en gezicht en schuif aan aan de keukentafel, waar Jos het eten opdient. Hij is aan de beurt om te koken; het is woensdag. Onder het eten babbelen we voluit. We bespreken nauwelijks het grote plan. Niet nodig want we zijn al jaren bezig om uit te zoeken wat we willen, wanneer we eraan beginnen en om geen duidelijke reden stellen we deze klus al jaren uit. In het najaar, zeggen we dan. Of - in september - komend voorjaar. Geen van beide. Nu! Geen winterdip, maar winterklus. Laat het buiten maar regenen en stormen. Hier wordt het mooi, weer.
Jos neemt na de maaltijd mijn taak over en kapt in een middag de rest van de tegels van de vloer. Ik doe even niet mee. Mijn spieren vragen rust. Jos rust de volgende dag. Dan nemen we tijd om te winkelen. Tegels dit keer, en een wc., een douchebak, douchedeuren, een nieuwe kraan. We bellen de loodgieter en vragen wanneer die tijd heeft. Dezelfde week plaatsen we de bestellingen en maken afspraken. Als in Brabant iedereen carnaval viert dit jaar, dan zit mijn nieuwe badkamer er ver in. Geen winterdip maar winterklus. Ik kijk rond in dat badkamerparadijs naar tegels. “Oh, jeetje, kijk daar eens, die zouden mooi staan in een nieuwe keuken”. Hij kijkt me aan alsof hij me liever een winterdip toewenst, ja.