donderdag 12 juni 2014

HOOG BEZOEK


Met voldoende schrijfmateriaal bij de hand wachtte ik op het bezoek van die middag. Monsieur Clochard (what’s in a name) belde om klokslag twee uur aan. Na een korte begroeting liep hij direct door naar onze tuin, om de beuk te zien die ik door hem wilde laten snoeien. Hij wierp een afkeurende blik op het sierappeltje Malus perpetur ‘Evereste’, dat daar nog maar enkele maanden staat. Inderdaad is die schaduwplek verkeerd, maar de appeltjes wil ik gebruiken voor droogboeketten. 
Monsieur Clochard hoorde noch verstond mijn gemompel. Hij liep door naar de specerijstruik, die ik blijkbaar niet of niet goed had gesnoeid. ‘Très rare’, vond monsieur Clochard, waarmee hij bedoelde dat deze uit Californië afkomstige Calycanthus in deze contreien niet helemaal winterhard is. 

Clochard, tuinier pur sang, onderhoudt met zijn team alle parken en grote tuinen in ons stadje en ver daarbuiten. Hij kent onze tuin dan ook al tientallen jaren. Ik hobbelde achter hem aan en maakte zoveel aantekeningen als ik kon van wat hij vertelde. Met een verliefd gebaar streek hij over de stam van onze beuk. ‘Die zware beukentak tak mag er niet af, Madame, c’est interdit en is als het amputeren van een arm’, zei hij, terwijl hij met zijn hand in kapbeweging naar zijn schouder gebaarde. ‘Madame’, zei hij, ‘kijk eens naar uw boom, zo zijn er niet veel. In deze hele omgeving is dit de enige rode beuk en ook daarom beschermd. Wie doet hij kwaad? Laat staan en geniet ervan. Teveel schaduw? Verplaats uw bloementuin! Snoeit u liever de Diospyros, c’est désastreux’. Ik noteerde: boom naast hazelaar is Diospyros; kakivruchten, en snelde de man achterna die alweer verder liep naar de geurige laurierstruiken. Hij gaf zowaar een compliment voor het snoeiwerk dat mijn man en ik hadden verricht, waarbij hij keek alsof wij dit met een botte bijl hadden gedaan. 

Van alle kanten bekeek hij de steriele beuk. Uit zijn intonatie, mimiek en vele handgebaren kon ik opmaken dat het een goed was, het ander niet. ‘De mimosa kan rustig in de schaduw van de beuk blijven staan, omdat die bloeit wanneer de beuk nog geen bladeren heeft’. De grote palmboom echter wilde hij wel graag verplaatsen. ‘Domage, over een jaar raakt hij die zware beukentak’. Nou ja. ‘Monsieur vous êtes un scheetje’, mompelde ik met een harde g. ‘Comment?’, vroeg hij. ‘C’est drôle, monsieur’ vertaalde ik naast de waarheid, ‘grappig, dat u deze tuin beter kent dan ikzelf’.

De combinatie van witte Vinca’s met de eveneens witte Symphoricarpus vond hij erg mooi. Iets wat al aanwezig was voor wij deze tuin met huis kochten. ‘Votre chien?’, vroeg hij wijzend op het storende paadje daartussen. Oei, foutje. Monsieur Clochard is een innemende man, maar onderhandelt erg gierig als het over snoeien gaat. Hij houdt teveel van bomen om ze te amputeren, zeker bij een particulier die meer zon op haar terras wil hebben. ‘Plus tard, madame, plus tard’, gaf hij uiteindelijk toe. ‘Alleen hier en daar wat takjes en pas in januari’. In december mag ik de afspraak definitief maken. 

Na anderhalf uur nam hij vriendelijk en zeer beleefd afscheid, mij achterlatend met pagina’s vol soms onbegrijpelijke notities die ik snel zou moeten uitwerken. Ik was vermoeid als na een intensief college, maar als ik een border mocht aanleggen met daarin louter mensen, dan kwam Clochard daarin op een prominente plaats.