woensdag 28 juni 2017

BOSTUIN IN BELGIË

De zaterdag van de familiebarbecue begon met de opkomende felle zon boven de poort en hoog boven de mastbomen die Pol nog op zijn stukje grond had staan. Ik zat op het terrasje tegen de gevel van het chalet met zicht op de vogelsnacktent en op de hoge bomen. Behalve mijn ontbijt, dat ik op het tafeltje had neergezet, zette ik op de camera de grote lens, terwijl ik vast een slok koffie dronk, die anders koud stond te worden. De eekhoorn die ik verwachtte, kwam achter de wielen van mijn auto vandaan. Hij had die nacht vast in een van de kruinen geslapen. Langs de gladde stam had ik hem naar beneden zien roetsjen en even later sloop hij ons terrein over en wachtte even bij de auto om zich ervan te vergewissen dat de kust veilig genoeg voor hem was om het veldje over te steken naar de tuin, waar de snacktent zich bevindt. De eekhoorn wipte handig naar de eerste etage waar een groot bord stond met brood. Hij at met twee handjes het brood, en proefde van de overige lekkernijen die hij verder liet liggen. Geen friet dit keer. Hij bezocht de bovenste etage, net onder het schuine dakje en weer at hij netjes met twee handjes. Steeds stopte hij wanneer hij de zachte klikjes hoorde van mijn camera, waardoor het leek of hij voor de grote lens poseerde. Ik vond hem nog steeds mager. Even later nam hij een sprongetje naar het vogelhuisje dat los van de snacktent staat en ook daar snaaide hij wat voedsel, voordat hij over de dikke tak die Jos daar voor hem had neergezet, behendig naar beneden klauterde. Hij onderzocht de rest van de tuin, waar hij nieuwe elementen bespeurde en bekeek ze. De parasol die nu op het terrasje stond kende hij niet en ook zag hij niet eerder de lelijke plastic kabouter, die ooit wit moet zijn geweest en die op een stronk stond tegen het terrasje aan. Ik knipte vaak toen het leek of de eekhoorn op de stronk om die kabouter heen danste, voordat hij hoofdschuddend het hazenpad koos en zijn heil zocht in de nog altijd dichte struiken verderop in de tuin. Ik had wel veertig foto’s genomen en daar zou vast een leuke tussen zitten.

In de hoge struiken was flink geruis te horen. Even later vloog de gaai op, zijn prachtige kleuren aan mij tonend. In zijn kielzog een merel die vervaarlijk de gaai wegjoeg. Weg van zijn territorium waar hij ongetwijfeld zijn wijfje en misschien zijn jonkies moest beschermen tegen deze grote indringer. Weer was het me niet gelukt de gaai binnen mijn lens te vangen. Hij was snel en zocht meteen een schuilplek hoog in de bomen. Ik kreeg het warm, omdat de zon inmiddels op het terras scheen waar ik zat. Mijn camera legde ik alvast binnen en met een tweede kop koffie ging ik nog even terug naar het terras.

Even later was het rustige uurtje voorbij en werd de ochtend verder gevuld met de aankleding van het grote terras. We zetten de grote parasol uit waar wel tien mensen onder kunnen zitten. Op het nieuwe terrasje zette ik de kleine parasol nu helemaal open wat heel gezellig stond. De stoelen van binnen moesten naar buiten en de oude terrasstoelen moest ik nog grondig schoonmaken met een agressief middeltje. Overal moesten kussentjes, kleedjes en duizend andere dingen moesten geregeld worden, voordat om half twee iedereen zou komen, en laat in de middag de cateraar.
Mijn broer, met Denise en haar dochtertje zouden eerder komen. Onze kinderen met hun gezinnen ook, zodat ik uitrekende dat we al met twaalf mensen zouden lunchen, voordat een uur later de rest van de familie zou komen. Had ik alles wel in huis? Ik moest vast nog eens naar de bakker om extra brood te halen. Immers zou onze dochter en haar gezin blijven slapen van zaterdag op zondag. Nog een heleboel te regelen en maar hopen dat alles goed zou gaan. Het weer werkte in ieder geval uitstekend mee. 

Jammer dat dit alles voorbij is. Mijn broer overleden, het huisje verkocht.
Ik hoop dat het goed is blijven gaan met de eekhoorns.


 

Mijn Belgisch frietvriendje               
   


vrijdag 19 mei 2017

ALLE EENDJES ZWOMMEN IN HET WATER

De sloot is best mooi opgeknapt. De straten eromheen zijn opgehoogd. De taluds zijn nu nog kalig en modderig, maar omdat de bomen goed beschermd werden tijdens de grote renovatie in de wijk waar wij tijdens ons bezoek in Nederland meestal verblijven, en omdat daar het net gezaaide gras aan het opkomen is, komt het snel weer goed. Het geïmpregneerde hout dat het water tegenhoudt aan de kanten ziet er nieuw en stevig uit. Ik heb geen idee of de hydrofobe stoffen die in de coatings van het hout zitten schadelijk zijn voor de dieren die in dat water leven. Er is daar tijdens de grote renovatie veel ander leed voor de dieren geweest, wat vermeden had kunnen worden.

Het was de foute periode dat de gemeente met deze werken startte. April, mei, juni. De maanden dat de eenden hun eieren leggen, uitbroeden en hun jong groot brengen. Terwijl ik daar liep om de hond uit te laten zag ik een babyeendje in het water waar de woerd omheen zwom. De moeder van het spul was aan de kant aan het zenuwen met nog een kleintje in haar kielzog. Ze piepten en kwaakten. Ging de moeder in het water, bleef het andere kleintje aan de kant want die kon niet over die nieuwe houten rand, waar het zand was weggehaald. De babyeend in het water kon er daarom ook niet uit. Helemaal aan het eind van de brede sloot was een plankje neergelegd zodat er dieren uit konden klimmen, als ze het zo ver weg konden vinden en door de aangeslibde vuiligheid heen konden komen. 

Enkele weken later zag ik bijna geen eenden meer, wel woerden en hier en daar een meerkoet. Overal in het nog losse zand, dat al wel was ingezaaid, lagen lege eieren, lag er veel dons en lagen er kadavertjes van jong spul dat het niet had gehaald. De grond tussen de houten schotten en het gras was nu wel opgevuld, maar die eendjes die daar zaten hadden het dus niet overleefd. De meeuwen deden er hun voordeel mee. Andere dieren wellicht ook. Ik trok wild aan de riem van mijn hond, om hem kort bij me te houden. Ik raapte met een plastic hondenzakje een dode vogel op inclusief wat groen blinkende vliegen en deed het zakje met deze zinloze inhoud in de gele emmer bedoeld voor hondenpoep en ik zag dat er nu veel meer schotten in het water stonden waar de eendjes tegen op konden lopen om aan de kant te gaan liggen. Alleen er waren geen jonge eendjes en ook geen moedereenden meer...

Want wat is een eendje? Wat maken tien eendjes uit of meer? Waarom legt men dit soort sloten aan in de wijken, dat leuk is voor de wijkbewoners? Waarom gooien die dan restanten van hun pizza’s en ander eten op dat gras? Dat gras gaat er niet harder van groeien. Het ongedierte tiert wel beter. Dat wel. 


In de bossen mag vanaf april niet meer gejaagd worden. De vogels krijgen van de mensen een kans om te nestelen en hun jong groot te brengen. Wij geven de dieren een kansje. Eigenlijk te bizar voor woorden. Maar waarom kan dat niet voor de eenden in de watertjes die ook in die periode nestelen en hun jong groot brengen? Oh, ja, de bomen werden trouwens wel beschermd.



zondag 5 maart 2017

ONKRUIDBOMEN


Nog steeds ontdek ik nieuwe dingen in de tuin die ik jaren geleden kocht met het huis dat daarbij hoorde. Ogenschijnlijk een mooie tuin met een uitzicht dat ik nog moest veroveren. Intussen, een aantal jaren later was ik de brandnetel meester. De meeste bramenstruiken waren gerooid en vernietigd, terwijl ik er nooit één braam aan heb zien hangen en alle mij onbekende grassoorten zijn met de diverse bloempjes kort gemaaid.
Tussen de zieke buxus staat een halfdode hazelaar, omgeven door tientallen nieuwe scheuten van zo’n zes meter hoog. De meeste scheuten moeten daar weg. Even verderop krijgt een leycesteria geen licht vanwege ook zo’n brede hazelaar. Bij nadere beschouwing is de oude stronk van die hazelaar weggehaald, maar tientallen jonge scheuten waaieren alle kanten uit. Die moeten dus ook weg. Eerder gezegd dan gedaan. Het taaie hout laat zich moeilijk zagen. De stronk kan niet uit de grond, dus blijft er een litteken achter. Dezelfde littekens zie ik in het gazon. Ooit stonden daar bomen en waarschijnlijk hazelnotenbomen. De eerste jaren ruimden we handmatig acht bomen, erop hopend dat de zwammen de stronken zouden opruimen, terwijl de klimop (Hedera) alles mooi bedekt. 
De lelies die mooi in bloei stonden blijken rond een dergelijke stronk te staan, want regelmatig vind ik uitschot van de hazelaar rond de lelies terug. Wat ik aan takken terugsnoei komt dubbel terug, zodat de bomen steeds breder worden. Iedere dag trek ik de zaailingen uit de grond van niet alleen de hazelaar, maar ook van de es (Acer) en de plataan (Platanus). Kleine plantjes nog, maar al wel stevig geworteld. Sommige zijn al een halve meter hoog vóór ik ze ontdek. De buren hebben in hun verwilderd stuk grond enkele reuzenplatanen staan, dus die zaailingen heb ik ieder jaar weer, net als de vele, vele wilde seringen en acacia’s.

In het najaar kwamen enkele vrienden wat bomen ophalen. Ik kon zestig seringen leveren, tientallen acacia’s en honderden platanen en hazelaars. Eén enkele eik ontdekte ik, maar die mag nog een jaartje. Zelfs mijn ‘steriele’ beuk produceerde zaailingen en zoiets moois had ik nog nooit gezien. Zo’n opkomende beukje begint met twee kiemblaadjes glanzend als leer, langs een teer stengeltje. Het lijkt een groene vlinder. In het midden een rossig puntje dat het begin is van twee echte beukenblaadjes. Erg mooi om te zien. Dit is dus geen onkruidboom, maar deze kweek ik op tot een haagje.

Op zoek naar verscholen hazelaars buig ik één van de hoge laurierstruiken open en het lijkt of ik een blik soep opentrek. Ik snuif het aroma nog eens goed op en snoei wat takken die ik naar de keuken breng om te drogen. Ik herinner me het eerste jaar toen wij ons hier vestigden. In mijn bagage bevonden zich twee potjes gedroogde laurierblaadjes. Jawel hoor. Ik betaalde enkele euro’s voor een potje gevuld met een paar van deze blaadjes voor soepen en sauzen. Van deze metershoge struiken kon ik duizenden potjes vullen. Kosten? Alleen de potjes. Tak na tak na tak zaagde ik terug tot bijna twee meter hoog. Na twee struiken hield ik het voor gezien. Nog acht te gaan en ik grijnsde naar de zeker tien meter hoge laurier aan onze grens op buurmans kavel. Tienduizend potjes? Mooi twintig mille, maar voorlopig gingen we dagenlang zagen, breken en verpulveren. Nog steeds zwaar werk, zonder machines. Ik creëerde een composthoek van louter hazelaar en laurier en besef dat alle planten en zeker bomen nuttig en mooi zijn, maar een overdosis vormt onkruid; in mijn geval zijn het onkruidbomen.