vrijdag 2 september 2016

BOMEN OVER DE GRENZEN

Lekker anderhalf uur aan de telefoon gebabbeld met een vriendin die al decennia lang in Zweden woont. Ze heeft een haag laten aanplanten maar ze weet niet precies om wat voor bomen het gaat. "Naaldbomen, ja", zegt ze. "Iets met Brabant". 

Zes jaar geleden nam ze stekjes vanuit Nederland mee van een sering. Enkele stekjes van de boom zelf en een paar uit de grond eromheen. "De boom", vertelt ze me, "stond in mijn moeders tuin in Limburg". Vanuit het keukenraam had zij daar een mooi zicht op. Inmiddels is haar moeder overleden. Van de jonge stekken bleef er eentje in leven dat uitgroeide tot een prachtige sering. Vriendin hoopte dat dit jaar de boom eindelijk voor het eerst zou bloeien, maar ik weet niet zeker of seringenbomen ook daadwerkelijk groeien en bloeien in Östergötland, langs het Vätternmeer.
Ondertussen vroeg ik haar de factuur te zoeken waar ongetwijfeld de naam van de nieuw aangeplante haag op staat. Haar echtgenoot riep iets op de achtergrond en Germaine verduidelijkte: “Thuya occidentalis ‘Brabant’, zie je wel, iets met Brabant erbij”, herhaalde ze haar echtgenoot. 

De levensboom. Ze zal er ongetwijfeld honderden hebben moeten laten aanplanten om hun terrein in zijn geheel te omzomen. Volgens vriendin de enige haag om rendieren en elanden van hun land te weren, omdat ze daarvan niet zouden eten. Terwijl vriendin dromerig verder vertelde over de prachtige blauwe haag zonder elanden, voegde ze er terloops aan toe dat die seringenboom uit haar moeders tuin een beuk blijkt te zijn volgens hun haagleverancier. De schaterlach die volgde klonk erg aanstekelijk.
Wat later nam ik een paar duizend kilometer zuidelijker mijn hosta’s uit de grond. Het blad had nauwelijks kans gezien om uit te groeien vanwege de escargots. Ik plantte ze over in grote potten in de hoop dat de veelvraten ze met rust zullen laten.
Inktzwarte lucht kwam naderbij. De zoveelste hagelbui kondigde zich aan. In mijn groentetuintje staken frêle gele bloemen sterk af tegen de donkere lucht en verbaasd keek ik naar twee overgebleven rode kolen die vanuit de stelen, jonge planten gaven met die prachtige gele bloemetjes eraan. Nog nooit zoiets gezien. De kolen zelf waren redelijk aan het verschrompelen. Zoiets simpels als een rode kool, maar ik had geen idee hoe ze eigenlijk groeien, bloeien en zaad geven. Terugdenkend aan het telefoongesprek met mijn verre vriendin, bedacht ik dat het al weer lang geleden was dat we elkaar zagen. Wellicht tijd om eens een week te plannen. Een week babbelen over slakken en elanden. Over Brabant en Limburg en vooral bomen over beuken en seringen.