dinsdag 29 december 2020

Wat nou, donkere dagen


De zo beroemde donkere dagen voor kerst, stellen niet zoveel voor als de donkere dagen na Kerstmis. Ga maar na.

Voor de feestdagen zijn onze dagen nerveus gevuld met plannen, aanschaf, kleding, eten, uitnodigingen, en vooral met hoop dat alles goed gaat. De dagen zijn duister en donker, zodat je misschien denkt dat dat na kerstmis is afgelopen.

Na de Kerstdagen zijn de dagen nog steeds even kort, maar er is schijnbare rust.

 

Geen bezoek dat komt en ik hoef ook niet weg. Vijf dagen rust voor mijn maag, geen te nauwe schoenen meer aan, en die jurk uit die eigenlijk al te klein was toen ik die kocht. Oorbellen uit en een makkelijk kloffie aan, zodat ik met een dekentje over me heen op de bank kan om een laatste seizoen op Netflix te bekijken van een serie die op 31 december stopt. Ik kan dat seizoen makkelijk aan in twee of drie dagen, zodat ik mijn gezin niet helemaal verwaarloos, maar koken doe ik deze dagen toch niet. Niet vandaag, niet morgen en niet overmorgen. Daarna zie ik wel. De koelkast ligt nog boordevol en ijs komt al mijn neus uit, als ik eraan denk.

 

Licht, ik wil licht in deze meest duistere dagen. De lampjes van de kerstboom blijven uit. Ik kan de boom net zo goed opruimen, maar de traditie vraagt om dit pas na 6 januari te doen. Winkelen is niet leuk. Een supermarkt is noodzaak. Het stormt buiten en er valt harde koude regen. Natuurlijk plens ik met mijn voet in een plas water naast de stoep waar ik parkeer. Natuurlijk heb ik een natte voet. Bij de supermarkt lijkt het binnen ook donker te zijn. De kerstverlichting brandt, maar het is eerder spooky dan de misplaatste romantiek van voor de kerstdagen, toen we nog in sprookjes droomden van sleeën en dwarrelende sneeuw. Terug bij de auto met een volle kar zwiept het autoportier uit mijn handen door een harde windvlaag en ik ben verbaasd dat dat portier er nog inhangt. 

 

27, 28, 29 december. Het schiet niet op dit jaar. Ik heb alles gedaan. Het hele jaar kan ik samenvatten in één woord: Corona. Ik heb er wel veel superlatieven bij gevonden in drie talen zelfs, maar dat zal niks helpen aan het feit dat we Corona meenemen naar het nieuwe jaar. 

Wie had dat gedacht. Een beetje avontuurlijk nog in maart maar gaandeweg dit jaar werd het gevoel over Corona steeds akeliger. Wat een entree kregen de twintiger jaren van deze eeuw. Dit virus zal voor eeuwig opgetekend zijn. We schreven wel wereldgeschiedenis. Met z’n allen. 

26, 27, 28 februari. Er is licht in deze duistere tijd.

 

 

woensdag 9 december 2020

DE KIP WAS ER EERST

DE KIP WAS ER EERST

Iedereen krijgt vroeg of laat de vervelende vraag wat er het eerst was, de kip of het ei. Eindelijk, na diepgaand onderzoek is hier het antwoord. Laat het iedereen maar lezen want het staat nu zwart op wit, dus is het echt waar: De kip was er eerst.

Discussie gesloten. De oplossing is simpel.

In lang vervlogen tijden was de kip een zoogdier; zij baarde levende jongen die ze daarna zoogde. Het haantjesgedrag van haar partner vond zij dermate ongepast dat de kip tijdens de evolutie ervoor zorgde dat zij haar borsten kwijtraakte en slechts kippenvel overhield. Ook nu spreekt men nog van een kippenborst wanneer een borst onderontwikkeld is. 

De haan had niet veel meer om handen en verloor die dan ook. 

Ergens in de evolutie heeft de kip ook haar mooie bilpartij moeten afstaan. Eerder had zij een achtereind als een varken; heden moet zij genoegen nemen met een kippenkontje. Dat alles heeft er wel toe bijgedragen dat men niet meer spreekt van een ‘lekker kippetje’.

 

Er veranderde ook iets tussen de kippen onderling. Het haantje bleef wel steeds de voorste, maar aan de rangorde van kippen moest veel verbeterd worden. Men organiseerde wedstrijden graantje pikken en omdat kippen niet goed uit hun doppen keken, het zgn. kippig zien, werd een pikorde ingesteld. De kip die het beste kon pikken werd nummer een. De rest pikte een graantje mee.

Tijdens de evolutie ontstond er tevens een probleem, toen de kip niet langer gecharmeerd was van het haantjesgedrag en haar kippenborst kreeg. Ze kon niet langer zogen. Een aantal generaties levend geboren kuikens stierf bijna van de honger maar toen het kippenbestand bijna tot nul was gereduceerd kwam de ultieme oplossing. De kip baarde niet langer een levend kuiken, maar baarde in een veel vroeger stadium.

Het ei.  



woensdag 12 februari 2020

WINTERDIP

Het zal me dit jaar niet overkomen, dat vervelend gevoel in februari. Griepje, maar niet echt. Verkouden, maar niet snip. Mijn haren statisch als stro. Slap, slaperig gevoel en geen lust om iets te doen. Dagen die te kort zijn, en toch lang duren. Zelfs deze maand komt er nog een extra dag bij. Voor mijn gevoel zitten we al vier weken in februari, maar het is pas de twaalfde, niet eens op de helft. Dat wil ik niet meer. Dit jaar februari verzet ik mijn zinnen.
Ik pak een beitel, zet een beschermbril op en trek werkhandschoenen aan en ouwe kleren. “Ga je weer kappen?” vraagt mijn man. “Ja” antwoord ik hem. "Maar het wordt dit keer geen beeldje. Op den duur wordt dàt daar beeldig". Bij dàt daar, wijs ik ferm naar de badkamer, terwijl ik daarheen loop. Ik vlij me neer en kniel overdreven eerbiedig op een schuimrubberen knielkussen, zet de beitel schuin tegen een vloertegel en tik met de ijzeren vuisthamer hard tegen de beitel aan. De geschrokken tegel laat onmiddellijk de houten vloer los en neemt de lijm mee. Vier andere tegels breken spontaan van het geweld. Ik word nu pas goed link op die tegelvloer die alleen maar gebarsten vloertegels heeft, zo lang we hier wonen. “Niet de beuk erin, maar de beitel erop”, grijns ik tegen Jos. 
Buiten regent het, daarbij waait een harde wind, zodat het ook november kan zijn in plaats van februari. “Deze rij tegels er nog uit, en die en die, dan stop ik om vanmiddag weer verder te gaan”. “Ik hoop dat je een plan hebt”, zegt Jos voordat hij terug loopt naar de keuken. “Ik zal wel koken”, roept hij me na. 
Heerlijk om zo bezig te zijn. Ik word helemaal actief. De tegels gaan er redelijk goed uit, maar veel lijm blijft zitten. De vloer lijkt helemaal intact te zijn, dus als dat zo blijft dan schuur ik die mooi op, lak erover zodat het waterdicht is en dan kan er een nieuwe doucheplek komen, meubeltjes en een hangwc. Het ijzeren bad eruit. Het gescheurde bidet wordt ook niet vervangen. “Eten”, roept Jos vanuit de keuken. Ik maak me stofvrij, was mijn handen en gezicht en schuif aan aan de keukentafel, waar Jos het eten opdient. Hij is aan de beurt om te koken; het is woensdag. Onder het eten babbelen we voluit. We bespreken nauwelijks het grote plan. Niet nodig want we zijn al jaren bezig om uit te zoeken wat we willen, wanneer we eraan beginnen en om geen duidelijke reden stellen we deze klus al jaren uit. In het najaar, zeggen we dan. Of - in september - komend voorjaar. Geen van beide. Nu! Geen winterdip, maar winterklus. Laat het buiten maar regenen en stormen. Hier wordt het mooi, weer.
Jos neemt na de maaltijd mijn taak over en kapt in een middag de rest van de tegels van de vloer. Ik doe even niet mee. Mijn spieren vragen rust. Jos rust de volgende dag. Dan nemen we tijd om te winkelen. Tegels dit keer, en een wc., een douchebak, douchedeuren, een nieuwe kraan. We bellen de loodgieter en vragen wanneer die tijd heeft. Dezelfde week plaatsen we de bestellingen en maken afspraken. Als in Brabant iedereen carnaval viert dit jaar, dan zit mijn nieuwe badkamer er ver in. Geen winterdip maar winterklus. Ik kijk rond in dat badkamerparadijs naar tegels. “Oh, jeetje, kijk daar eens, die zouden mooi staan in een nieuwe keuken”. Hij kijkt me aan alsof hij me liever een winterdip toewenst, ja.